Kruisen

De wandelaar op weg naar de hemel kan zonder kruis geen vordering maken. Zonder kruis is er geen kroon. De kruisen nu die de Heere de Zijnen oplegt, zijn van zeer onderscheiden aard, en hoewel de weg ten leven voor alle wandelaars dezelfde is, zo zijn nochtans en de leidingen, en de kruisen zeer van elkander verschillend.

Er zijn in en uitwendige kruisen; beide zijn zo ingericht, dat ze de wandelaar moede maken, zodat hij vaak naar rust verlangt, die voor hem alleen te vinden is in Jezus Christus, de, ware rust die er overblijft voor het volk van God.

Alles wat in strijd en tegenspraak is met onze aangeboren vleselijke neigingen, lusten en begeerlijkheden kan men onder de rubriek der kruisen rekenen.

Armoede is een pijnigend kruis voor het vlees. Het houdt ten onder de begeerte naar praal en pronk, en leert pleiten op de belofte: uw brood is zeker en uw water gewis" Het leert te leven uit de hand van een Almachtig God en Vader, en af te zien van alle vleselijke leunsels en steunsels, en alleen te bouwen op de levenden God, die Zijne wondertekenen blijft tonen aan alle arme weduwen te Sarphat, zodat de olie niet stil staat, en het. meel in de kruik niet vermindert.

Ziekte, en zwakte naar het lichaam is een zwaar kruis. Voort te willen en niet te kunnen, ijverig en werkzaam te zijn van aard en de handen slap te moeten laten hangen, de natuur kan en wil er zich niet onder buigen;. genade leert het, en waar lijdzaamheid van node is, in dezen zowel als in iedere weg van kruis en tegenspoed, zo leert de Verbonds Ontfermer de zodanigen dat de bevinding lijdzaamheid werkt. Moeten dezulken het niet vaak met David uitroepen: het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest", want mijne ziekte en zwakheid kortwiekt de vleugelen mijner wereldsgezindheid, herinnert mij gedurig dat mijn aardse huis dezes tabernakels staat verbroken te worden en versterkt in mij de hope, dat als ik daar zal mogen verschijnen, waar geen inwoner zal zeggen: ik ben ziek"? ik, mij eerst recht verblijden zal, dat mijn Jezus die het zwaarste kruis voor mij gedragen heeft, mij dit. kruis had opgelegd, waar ik dan eerst recht en klaar zal zien en opmerken, waarom juist dit kruis voor mij nodig was, om Hem eeuwig te danken voor Zijne onuitsprekelijke genade.

Humeurzonden, vruchten van de ouden mens! Hoe gaat er de nieuwe mens vaak onder gebogen. Drift, kwaadheid en dergelijke, hoe zucht de ziel er over. En als het kwaad naar buiten uitbreekt, wat al worstelingen, om wederom verzoening te vinden in het bloed des Lams. Hoe zwaar weegt dat kruis, het kwade dat ik niet wil dat doe ik", hoe brengt het vaak de klacht te voorschijn: ik ellendig mens!" Waarom kan ik mij zelve toch niet kloeker aanstellen en die ellendige humeurzonden dempen? Daarom, dat gij bij de voortgang zoudt moeten erkennen, dat er niets van het uwe in aanmerking komt, dat gij alleen op het doen van een Ander wordt op en aangenomen, en dat alleen vrije genade de grond van uw thuiskomen zijn moet.

Goddeloos gezelschap is een allerbitterst kruis en weegt vaak op de schouders als een centenaarslast.

Ziet, daar gaan twee mensen te zamen; ze zijn tot één vlees geworden; de één loopt als een hollend paard ter helle, de ander als een zwaar beladene naar het hemelse Sion. Wat al zuchten en tranen, om van dat kruis ontslagen te worden, wat al geroep om de metgezel staande te houden in zijn hollende vaart. De Heere is Soeverein; Hij ontfermt zich dien Hij wil en verhardt dien Hij wil. Twee zullen er op één bed zijn, de ene zal aangenomen, de ander zal verworpen worden." Luk. 17:34.

Smartelijk, pijnlijk voor vlees en bloed, droevig voor de nieuwen mens, maar heilzaam tevens. Hoe wordt die van God vervreemde vaak als een zaag of een bijl gebruikt, om de knoestige kwasten van eigengerechtigheid er uit te houwen, en hoe leert zulk ene zwaar beproefde ziel het onderscheid waarderen, dat haar boven anderen te beurt viel, en bij ogenblikken kust zij de roede en die haar besteld heeft, en erkent dat de Vaderlijke kastijdingen niet te hard zijn, en dat de Heere niet anders handelen kon", omdat zij als een uitverkoren vat, langs dezen weg, gevormd moest worden voor de inwoning in de eeuwige tabernakelen.

Valse broeders zijn. zware kruisen. David heeft zulks ondervonden in Achitofel, en Paulus niet minder in Alexander de kopersmid en Hymenëus en Philetus. En onze grote Meester is ons voorgegaan. Zijn uitverkoren Apostel werd Zijn verrader. Wij hebben ons dus niet te verwonderen, wanneer ook dat kruis ons wordt opgelegd. Want, hoewel de Heere het kwade niet werkt, zo laat Hij het nochtans. toe en bepaalt en bestiert het tot een zeker einde. En dan is het in de eerste plaats nodig, dat de ergernissen komen, opdat de oprechten en ook de huichelaars openbaar worden, maar ook, omdat juist de oprechten, er door geoefend zouden worden. Het wordt hen een middel om hun te leren niet op mensen te bouwen, om hun zaken voor de Heere bloot te leggen en zich zelve nauw, ja zeer nauw te beproeven, en om hen enig en alleen te doen steunen op de Almachtige, en te doen zinken en te zakken op Gods trouw en onveranderlijkheid.

Het is een zwaar kruis, wanneer de waarheid op de straten struikelt. Voor degenen die God liefhebben en hun blijdschap in Zijne eer stellen en in de uitbreiding van Gods Koninkrijk is zulks bitter en die het ter harte gaat, zal er wel iets van ondervinden zoals Jeremia, hoe daarom de tranen langs de kinnebakken lopen. Wie gaat het niet ter harte, die zich gedraagt als een wandelaar naar Sion, dat de vijanden zich vermenigvuldigen en het volk van God zeer dun wordt. Hoe gaan dan de klachten naar boven: wee mij! dat ik een vreemdeling in Mesech ben". Ps. 102: 5. Nochtans de Heere laat zulks toe, opdat de Zijn zich vaster en inniger aan Hem zouden verbinden en meer en meer de onuitsprekelijke genade zouden waarderen, dat zij in het bundeltje der levenden zijn opgenomen en hun ziel als een buit er uit zullen wegdragen.

Wat is het nu nuttig en nodig, dat de Heere zelf ons de kruisen oplegt, want ging het naar onze eigen. verkiezing, dan kwam er niets van. terecht, en dan zou. 't zijn zoals zeker dichter zegt:

Een kruis te kiezen naar zijn zin,
Dat is voorwaar toch niet veel min,
Dan dat men wou ten enenmaal
Ontslagen zijn van kruis en kwaal.

De Heere nu legt ieder van de Zijnen het kruis op. Hij weet het 't beste wat hen nut en nodig is en wat hun zou kunnen schaden op de reis naar de. eeuwigheid. Daarom zingen wij blijmoedig ons pelgrimsliedje, op de wijze van de berijmde Tien geboden, en versterken elkander zo al zingende op de reis:

O pelgrim! troost u onderwegen,
Al zijt gij nog zo ver van huis,
Het is zo ver niet eens gelegen,
Aan 't eindje volgt de rust voor 't kruis.

En of ons langs de vreemde wegen,
Veel strijd en tegenheid ontmoet,
Daar is. zo veel niet aan gelegen,
Na, 't bitter proeft men best 't zoet.

Het zal zo lang niet eens meer duren
Uw weg kort al gedurig af,
Door 't snel verlopen van de uren,
Totdat de vleesklomp daalt in 't graf.

Dus, pelgrims! troost u onderwegen,
Al schijnt gij nog zo ver van huis,
Het is zo ver niet eens gelegen,
Aan 't eindje volgt de rust voor 't kruis.

Dan valt gij in een vollen zegen,
Uit al dit wereldse gedruis,
Door 't bloed van Jezus ons verkregen,
Uw Vader in Zijne armen 't huis!

Maar er is, nog meer. Het kruis toch is de wegwijzer naar de hemel. Vraagt iemand naar de weg ten hemel, het antwoord is gereed: Christus is de weg, en die deze weg bewandelt, moet geen andere gerechtigheid kiezen, om gerechtvaardigd te wordt, dan die Hij verworven heeft. De mens is en blijft van nature een eigengerechtige. Dit nu op te geven en de gerechtigheid van een Ander aan te nemen is niet gemakkelijk. Liever zou. hij zich dood werken, dan zich daarin over te geven. Die nochtans de rechten weg bewandelen, vinden dat kruis en bevinden dat het een zwaar kruis is en dat zij duizendmaal liever hun gebeden en tranen bij God in rekening brengen, dan dat ze met al hun zonden en vrome werkjes omkomen aan de voeten van de Heere Jezus. Nochtans het moet er komen. De Heere wil alleen de eer hebben, en hij of zij die daar niet wil komen, en dus Zijn enig geldende gerechtigheid niet wil omhelzen, die is onbekwaam voor het. Koninkrijk der hemelen.

Duizenden zijn er geweest en zijn er nog, die dat kruis in het oog krijgende en ziende dat zij van al het hun afstand moeten doen, zijn teruggekeerd en afgedwaald, en hebben zich geneigd tot kromme wegen, die afleiden naar de binnenkameren des doods.

.Ik sterf alle dagen zei de Apostel Paulus. Dat is een ander kruis, dat waarlijk niet ligt is. Sterven aan de zonde, aan onszelf, aan onze, dwalingen, aan onze lievelingszonden., het is pijnlijk, en o! hoe schreeuwt het vlees ei onder. Alles. op te geven waf mij lief is: mijn eigen Ik, mijn begeerlijkheid, mijn ijdelheden, waarlijk het is bitter en wrang, om zulke medicijnen in te nemen. Hoevelen zijn er geweest en zijn er nog, die liever de kroon der zaligheid missen, dan dit kruis op zich nemen. Hier struikelen en vallen er velen, en behouden liever hun rechterhand, dan die af te houwen om het Koninkrijk Gods.

Die volharden zal tot de einde, die zal zalig worden." Ziedaar een ander kruis dat de pelgrim naar Sion wordt opgelegd. Beginnen, dat gaat gemakkelijker, maar volhouden tegen alle struikelblokken en hindernissen en vervolgingen, dat is zwaar, dat is moeilijk. En niemand wil of kan door al die zwarigheden tot de laatste toe, heendringen, tenzij Almachtige genade hem daartoe bekwaam maakt. Duizenden van de kinderen Israël; zijn de Rode zee doorgegaan, die met Mirjam. gezongen hebben in de rei en die in de woestijn zijn omgekomen.. Hoe velen op de reis naar de eeuwigheid die de wereld verlaten en het goede Woord Gods smaken, en denken dat ze zo maar zonder slag of stoot in de hemel zouden ko men. Ze hadden geen rekening er op gemaakt, dat ze het Marawater zouden ontmoeten, evenmin dat ze naar Horeb moesten. "Ze zijn teruggekeerd, want de kroon was hun wel aangenaam,. maar de strijd wilden zij niet. De weg was hen te smal, de baan te lang, zij hielden vol, misschien enige jaren, maar niet tot de einde, daarom stierven zij in de woestijn vanwege hun ongeloof en beërfden het beloofde land niet.

Geheel anders ging het met Jozua en Kaleb. Een andere geest was in hen, zij hebben volgehouden de Heere na te volgen. En dat is het deel Van allen, die als levende ranken in de waren wijnstok zijn ingeënt.

En waar zullen wij eindigen, als wij van geduld en lijdzaamheid en zelfverloochening spreken. De natuur van de mens is ongeduldig, eigenzinnig, haastig, ligt geraakt en zelfzuchtig. Zijt gij die natuur te boven, mijn lezer? Wanneer gij zulks meent, dan bewijst gij dat gij al zeer weinig aan uzelf ontdekt zijt. Neen en duizendmaal neen. Niemand, die een ware pelgrim en op de weg naar Sion is, komt geen van die hebbelijkheden te boven, dan door strijd en gebed.

Daarom zijn de kruisen veel en zwaar die wij te torsen hebben, dat wij bedenken dat het kruis tot heerlijkheid voert.

Dat niemand in Christus zal geloven, zonder zich de haat van de duivel op de hals te halen en dat niemand Christus zal belijden, zonder dat de kinderen der wereld hun mond wijd zullen opendoen. Het ligt in de natuur van de zaak, want, als Christus wordt geëerd door geloof en heilige wandel, heeft er de duivel en zijn aanhang nooit vrede mede.

Daarom moed gevat, reizigers naar het nieuwe Jeruzalem 1 Als de rechte Stuurman aan boord is, dan komt gij met Hem alle zwarigheden te boven. En in plaats onder alle die kruisen het hoofd te laten hangen, zingen wij veeleer tot opbeuring ons oud bekende pelgrimslied:

Al bruist de wilde levenszee,
Daar wij in vlees en bloed op varen,
Wij hebben onzen Jezus mee,
Die zal ons scheepje wel bewaren.

Hij sprak weleer een enkel woord,
Bestrafte weer en woeste winden,
Zij waren stil en zwegen voort,
Zijn liefde kan de toorne binden.

Laat hobben, tobben wat er wil,
Laat ruisen alle noordse vlagen,
Na onweer wordt het weer stil,
Wij willen 't met de Meester wagen.

Al is ook de afgrond zeer ontsteld,
En gaapt om 't leven te verdrinken,
Zo lang als Jezus ons verzelt,
Dan hebben wij geen nood van zinken.

Hij is getrouw in allen nood,
En zal ons scheepje niet begeven,
Maar voeren over hel en dood,
Aan d' overkant, in 't eeuwig leven.

Ach, broeders van ons Vaders huis!
Laat Jezus met uw scheepje varen,
Wij zagen u zo graag thuis....
Och! of wij eeuwig vrolijk waren.